Bedenktermijn vaststellingsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd met wederzijds goedvinden als de werkgever en de werknemer het allebei eens zijn met de beëindiging van het dienstverband. In de praktijk gebeurt dit heel vaak. De afspraken die de werkgever en de werknemer maken over de beëindiging van het dienstverband worden vastgelegd in een beëindigingsovereenkomst. Een beëindigingsovereenkomst wordt ook wel een vaststellingsovereenkomst genoemd.
Er geldt een bedenktermijn van 14 dagen voor de werknemer. Deze bedenktermijn moet worden vermeld in de vaststellingsovereenkomst. Als in de vaststellingsovereenkomst deze wettelijke bedenktermijn niet wordt vermeld heeft de werknemer zelfs een bedenktermijn van 3 weken in plaats van twee weken. Binnen die termijn kan de werknemer zich bedenken en mag de werknemer de vaststellingsovereenkomst zonder opgave van redenen ontbinden. De werknemer kan de vaststellingsovereenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke aan de werkgever gerichte verklaring.
Deze bedenktermijn geldt niet als binnen 6 maanden nadat de werknemer een vaststellingsovereenkomst heeft ontbonden alsnog opnieuw een nieuwe vaststellingsovereenkomst wordt gesloten tussen de werkgever en de werknemer.
De bedenktermijn gaat volgens artikel 7:670b BW lopen op de datum waarop de overeenkomst tot stand is gekomen. Maar wanneer komt een vaststellingsovereenkomst nou tot stand en wanneer gaat dus de bedenktermijn lopen? Is dat op het moment dat de werkgever en de werknemer het eens zijn geworden over alle voorwaarden of is dat op het moment dat de vaststellingsovereenkomst door beide partijen is ondertekend?
Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet wanneer de bedenktermijn gaat lopen. Inmiddels is hier wel jurisprudentie over. Uit de jurisprudentie volgt dat de bedenktermijn al gaat lopen als er over de belangrijkste voorwaarden voor beëindiging van het dienstverband overeenstemming is bereikt en dus niet pas als de overeenkomst door beide partijen is ondertekend.
Meer weten? Bel 055 3030000